BLAStblog #09 – Wie claimt de publieke ruimte?

Hardlopend in het zonnetje met iedere stap de stad een beetje meer tot je nemen. In het eerste jaar dat ik in Breda woonde, liep ik mijn rondje iedere week om het centrum langs de singel. Op een gegeven moment verscheen dan tussen de bomen een verscheidenheid aan kloeke woongebouwen op een groen maaiveld: het Chassépark.

Ik herinner me mijn eerste kennismaking met het gebied. Aan het begin van mijn studie bezochten we het project als voorbeeld van vernieuwende stedenbouw. Het voormalige militaire gebied nabij het centrum is rond de eeuwwisseling in één keer ingevuld met een nieuw stuk stad, naar een masterplan van OMA. Er is niet gekozen voor een traditionele verkaveling met straten, parkeerplekken en tuintjes, maar voor een groene wooncampus. Het parkeren is door ondergrondse en halfverdiepte parkeergarages zoveel mogelijk weggenomen uit de openbare ruimte. De woningen hebben geen tuinen, maar een gezamenlijke, groene publieke ruimte. De gebouwen staan schijnbaar willekeurig gepositioneerd en hebben elk een eigen karakter. Het resultaat is een bijzonder hoogstedelijk gebied, dat een geweldig interessante aanvulling is op de meer gezellige kleinschalige stedenbouw die Breda al rijk is. In veel Bredase wijken wordt het straatbeeld gedomineerd door de auto. Het Chassépark vormt hier een prettige uitzondering op.

Maar toch knaagde er iets, elke keer als ik daar puffend langs liep om braaf aan mijn conditie te werken. Eén vraag bleef zich opdringen: Waar zijn de mensen?

Het groen lijkt in de praktijk enkel kijkgroen en het plein ziet er doorgaans ronduit verlaten uit. Als publiek stadspark wordt het gebied niet gebruikt, maar ook bewoners zag ik er nooit picknicken of een barbecue aansteken. Geen spelende kinderen en geen oudjes rustend op een bankje.

Als ik wil ontspannen in een stadspark denk ik zelf ook niet aan het Chassépark, maar ga ik bijvoorbeeld naar het Valkenberg.

Komt het enkel door de grootschaligheid van de ruimte? Zijn er te weinig plekken gemaakt waar de menselijke maat voelbaar is? Moet de gedeelde ruimte meer omsloten zijn? Of is er meer aan de hand? Is er iets te leren van dit destijds experimentele stedenbouwkundige plan? Of vinden de bewoners de rust zelf wel prettig? Maar waarom zie je ze er dan zo weinig van genieten buiten?

Om hoogstedelijke publieke ruimte goed te laten functioneren, kun je deze het best laden met publiek programma. Het Chasségebied heeft trekkers als een theater, casino en een poppodium, maar die liggen allemaal aan de rand. Het park betreed je daar niet voor. De plinten van de woongebouwen hebben geen publieke functies, wat eigenlijk best jammer is.

De campusruimte zelf heeft alleen programma wanneer er sporadisch een evenement wordt georganiseerd, zoals het foodtruck festival of de expositie van BredaPhoto. Dan wordt de potentie zichtbaar en lijkt het gebied ineens tot leven te komen. Levendig wordt het alleen als iemand de publieke ruimte claimt en er wat mee doet!